Sta je er ooit bij stil dat jij mogelijk huist in een hart ánders dan dat van jouw geliefde? In dat van iemand die jou, na een verleden verliefdheid, in zijn of haar hart heeft gesloten en jou levenslang met zich meedraagt? Denk je daar ooit aan?
Ik weet niet of ík in andere harten huis. Ik weet wél dat ik een verlangenbehartiger ben en onderdak bied aan de liefdes in mijn leven. Mijn hart is er vol van, of nou ja, dat wil zeggen, drie kwart vol: drie van mijn kamers worden permanent bewoond.
In de 3e kamer woont mijn grote liefde. Al 17 jaar staat de deur naar deze liefde wijd open. We delen lief en leed met elkaar. Hij leeft er ruimhartig. Het voelt meer dan comfortabel: het voelt fijn, vertrouwd en veilig. De liefde stroomt door ons leven en onze aderen, onze harten slaan de zelfde toon. Wij kloppen samen. Ik weet dat ik in zijn hart ook over een ruime kamer beschik, en dat ik, als tweede grote liefde, besta naast zijn overleden eerste liefde. Er is meer dan genoeg plaats in zijn hart voor ons beiden. Bij zijn andere twee kamers heb ik overigens nooit aan geklopt.
In de 2e kamer zetelt mijn eerste man. De deur van deze kamer is dicht en de sleutel naar deze liefde ben ik -tot mijn spijt- lang geleden kwijtgeraakt. Op de hardhouten vloer ligt een basis van vertrouwen die we gelukkig nog altijd delen. Lang was het er kil en vaak stil en schemerig. Inmiddels lijkt er af en toe licht te schijnen en laat hij me soms even toe. Met het verstrijken van de jaren gebeurt dat gelukkig steeds vaker en verdwijnt de kou enigszins uit de lucht. Soms zwaai ik door het ovale vensterraam naar hem, koester ik wat mooi was en gewéést is maar áltijd ben ik dankbaar voor wat onze gedeelde liefde ons allemaal wél heeft gebracht. Zij het niet in óns, onze liefde leeft voort. Ik draag hem een warm hart toe.
In de 1ste kamer huist de oudste bewoner of, eigenlijk moet ik zeggen, de langstzíttende bewoner. Al sinds ik hem verkoos staat de deur continue op een kleine kier waardoor de hartstocht, als een briesje, zacht door mijn leven is blijven blazen. Het ruikt er naar “van Gils”. Ik heb de deur destijds, meerdere malen ontstemd, stevig achter me dicht gedaan en vaak vergeefs geprobeerd het verhaal af te sluiten, maar steeds opnieuw weer waait hij uitnodigend open…alle wetten der liefde ten spijt.
Als ik de deur nu zachtjes verder open duw, wentel ik me in de warmte die me tegemoet komt en adem ik de liefde in de lucht waarop we destijds samen dansten: “Love is in the air” in die discotheek in Puttershoek. Het is 4 juli.
Ik voel zijn aanwezigheid en diep in mijn hart kijk ik -bij herhaling- naar de film van een gouden kalverliefde. Ik sta stil bij alles wat ik voelde, en vooral bij wat er níet was maar waar ik zo hevig naar verlangde. In vervoering visualiseer ik zijn gezicht en vind vaag de lijnen van zijn vroegere versie. Vierendertig jaar lang hapert mijn hart op een metrum van oud zeer want nog stééds klopt het ook een beetje voor hém. De herinnering klinkt, hoewel melancholiek, als muziek in mijn oren.
Wat een verdriet ademt deze kamer. Mijn hart is er door getekend. Op de wanden staan schreeuwend rood geschilderde hartekreten. Hoewel hij seizoenen lang in mijn zilte tranendal gezwommen moet hebben, roest hij niet. Het is een wonder dat hij destijds niet verdronken is in mijn overvloed aan tranen. De vloer is verzadigd maar inmiddels wel, samen met de vlinders vleugellam, opgedroogd. Op de bodem brandt nog altijd vuur, hij zit er warmpjes bij. Hij wordt er gekoesterd en gedoogd. Ik mijmer wat, stof hem dan liefdevol af en stop hem, met weemoed, weer terug. Mijn vlam blijft, flakkeren. De deur op een kier..
Zeker één keer per jaar sta ik mezelf toe te zinken en te zwelgen in deze herinnering: Ik spoel terug naar die zomer van ‘87 die zo zoet begon en zo diep zwart in mijn hart eindigde nog voor de zomer voorbij was. Ik blader dik drie decennia terug door mijn gedachten. Ik duikel, uit een doos op zolder, mijn vergeelde dagboek op en lees mijn 18-jarige ik. De herinneringen die herleven staan op de wanden van mijn 1ste kamer geschreven en blijken onuitwisbaar.
Sta je er ooit bij stil dat jij dat zou kunnen zijn, die huist in dat andere hart? In dat van iemand die je, na een vergeefse verliefdheid al lang uit het oog verloren bent, maar die jou wel je leven lang koestert en met zich meedraagt?
En stel nou dat die ander, die jou in zijn of haar hart herbergt en de liefde levend houdt, destijds een 160 bladzijden tellende liefdesverklaring vol ontboezemingen en loftuitingen heeft geschreven waarin jij zowel de hoofd- als de hartrol speelt, zou je dat dan willen weten? Zou je het willen lezen? Zou het je doen glimlachen of zou jij, je eenmaal bewust van ‘t bovenstaande, liever bevrijden uit dit hart omdat deze wetenschap je benauwt? Denk je daar ooit aan?
Hoeveel liefdes draagt een mens met zich mee? Onzichtbaar maar blijvend voelbaar en onweerstaanbaar. Onhoorbaar maar onmiskenbaar aanwezig. Ongenaakbaar en veilig opgeborgen, warm en gekoesterd in zijn of haar hart? Die vlam van vroeger.
Mijn vierde kamer overigens, staat leeg, is ongeschonden en ik hoop van harte dat ik hem niet nodig ga hebben. Aan logés of passanten doe ik niet.
Ik ga koffie zetten. Met liefde, 2 zoetjes en melk. In mijn 3e kamer.
Oh, en mocht je denken “ze vergeet haar kinderen”, dat klopt. Da’s een ander verhaal. Andere liefde.












